Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inburgering

 

Artikel 5
1
In afwijking van artikel 3 is niet inburgeringsplichtig degene die:
a
jonger dan 16 jaar is dan wel 65 jaar of ouder is;
b
ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven;
c
beschikt over een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document;
d
leerplichtig of kwalificatieplichtig is;
e
aansluitend op de leerplicht of kwalificatieplicht een opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een krachtens onderdeel c aangewezen diploma, certificaat of ander document;
f
heeft aangetoond te beschikken over voldoende mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en evidente kennis van de Nederlandse samenleving.
2
Evenmin is inburgeringsplichtig:
a
de persoon die onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of Zwitserland;
b
het familielid van de persoon, bedoeld in onderdeel a, dat onderdaan is van een derde staat en dat uit hoofde van richtlijn 2004/38/EG, de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dan wel de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, gerechtigd is Nederland binnen te komen en er te verblijven;
c
de vreemdeling die ingevolge de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte heeft voldaan aan een inburgeringsvereiste om de status van langdurig ingezetene in de zin van richtlijn 2003/109/EG van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 16) te verkrijgen;
d
de persoon die anderszins op grond van bepalingen van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties geen inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 7 kan worden opgelegd.
3
De inburgeringsplichtige die beschikt over een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document, waaruit blijkt dat hij reeds beschikt over een deel van de vaardigheden en kennis, bedoeld in artikel 7, is vrijgesteld van de verplichting om dat deel van die kennis of vaardigheden te verwerven en het betreffende deel van het inburgeringsexamen te behalen.
4
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent:
a
verdere gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht;
b
het verblijf, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en
c
de toepassing van het eerste lid, onderdeel f.
5
Onze Minister kan beleidsregels vaststellen omtrent de toepassing van het tweede lid, onderdeel e.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •